Een klap met de molen
De wieken gaan me te snel
Ik word er duizelig van
Die wieken stoppen geen tel
Ze draaien maar door en
ze delen graag klappen uit
Met hun harde hoeken
Onverbiddelijk, nooit gestuit
door niemand, slechts de wind
maar die zal nooit gaan liggen
Die blijft waaien en woeiend
al dit verfoeilijks verrichten