zij sprak zijn naam in heldere letters
	met warme adem reeg zij die aaneen
	totdat ineens het woord ontstond
	dat hij nog nooit zo had gehoord
	
	zijn naam klonk niet als wenk
	en ook niet als een roep om hulp
	en ook niet als een woord
	dat kil en vluchtig wordt gehoord
	
	zijn naam klonk als een korte symphonie
	die heel zijn lijf beroerde
	en zijn gevoel betekenis gaf
	die samenviel met wie hij was
	
	hij zocht naar woorden om te spreken
	te zeggen wat hij voelde
	maar dat niet zegbaar bleek
	hij was zijn naam in werkelijkheid
	
	haar woord was hij geworden
	waarmee hij was genoemd
	en sprakelooos zocht hij haar blijk
	zij  spraken slechts met ogen




