Mijn vader.
Mijn vader keek dat ik moest zwijgen.
Ik zag de woorden die hij dacht.
Hij was zo taai als wat wij aten.
Zo ver als soms de donder is.
Soms zag ik hem in dagen even
om mij te dwingen met zijn blik.
Had hij mij lief? Ik weet het niet.
Hij was het onweer in de verte.
Hij zat daar in een hoek te roken
en keek naar mij zonder te zien.
Soms waagde ik hem aan te raken,
maar daarvoor is hij nooit gezwicht.
Mijn vader was een vreemde vogel.
Heel traag krijg ik zijn aangezicht.
Pierre Van Laeken.