We stonden aan de dijk
hij met dikke broekspijpen wijdbeens
zeker van zijn hebben,
zeker van zichzelf. "En" zei hij,"wat is er?"
Ik dacht maar niet na, want hij raadde het al
hij pakte een grote zakdoek en snoot zijn neus eens flink
keek ergens naar wist niet wat
"Ik dacht", begon ik,
"jij bent nu eenmaal mijn broer, kun je mij niets lenen?"
Hij spoog net niet op de grond,
kalmeren lukte hem ook niet goed
met een rood aangezwollen nek tuurde hij nu
naar een pontje dat de rivier overstak..
Hij wist het niet meer...
Ik zei:"Je krijgt het morgen terug hoor."