Aan het einde van mijn tuin is een poort;
die mijn gemoedsrust danig verstoort.
Want bij die poort begint een and’re wereld,
angstig onbekend en mogelijk vol geweld.
Naderbij, durf ik nauwelijks gaan,
voor die onbekenden daar, heb ik argwaan.
Maar op een dag, zag ik een meisje; zittend bij de poort,
kijkend naar mij, net zo angstig voor mijn oord.
Ze leek onschuldig en als mij,
nieuwsgierig naar deze zij.
We glimlachten, wuifden… uit de verte, zij en ik…
en maakten voor het eerst contact, voor een ogenblik.
Steeds vaker bij deze poort, ontmoetten we elkaar,
lachend, wuivend en af en toe praatte ik met haar.
Ik was verbaasd; we verschilden maar heel weinig,
allebei hier bij de poort, op eigen grond, als zodanig.
Zij leerde mijn gewoontes en ik die vaan haar,
en toch was het openen van de poort nog niet voorstelbaar.
We ontmoetten elkaar hier, bijna elke mooie dag;
langs die poort spraken we met een lach,
een traan, een aanraking, enzovoort…
Tenslotte forceerden we die gesloten poort,
liepen over en weer naar elkaar,
en het was dezelfde wereld, voorwaar!
Want een poort is maar een poort,
een ingang en geen scheiding van een oord.
Ik realiseerde me dat een poort niet is om te sluiten,
maar juist om oneindig vaak te ontsluiten.
Die poort; het duurde even voordat het dubbeltje viel;
was eigenlijk altijd al; … gesloten in mijn ziel.