door de betonnen ruimte dwalend
ziet hij opeens twee mensen naar hem kijken
hoop gloort in zijn donkerbruine ogen
hij loopt hen tegemoet totdat de muur hen scheidt
hij kijkt hen aan in smekende verwachting
dat zij hem terug doen keren naar de tijd
waarin hij woonde in een huis met warm tapijt
toen hij zijn kop kon leggen op een zachte schoot
ze zwijgen en hij voelt zich afgewezen
zoals dat al zo lang gebeurt
steeds weer zonder dat hij weet waarom
een hond als hij mag blij zijn dat hij wordt verzorgd