Tweestrijd
Ik neem je niet.
Ik heb er al vier.
Het zand is zo zwaar om te dragen.
Het wordt me te druk.
's Nachts maak jij lawaai.
De buurman gaat dan klagen.
Ik neem je niet,
al zijn je oogjes smaragden,
al voel jij zo zacht aan mijn wang,
al is niets belangrijker dan jij,
al maakt je toekomst mij bang.
Ik neem je niet.
Ik ben verstandig.
Gevoelens moeten wijken.
Ik heb al besloten,
maar op het wit van dit blad
zie ik jou zo lief naar mij kijken.
Ik neem je wel.
Een meer of minder:
een mens is gemaakt om te sjouwen,
om liefde te geven
en aan de buurman te zeggen
dat hij een hut op de heide moet bouwen.