Aaltje Robeson
Stil zit je voor het raam.
De zuster heeft je haar gekamd,
je lippen aangezet.
Ik noem je naam.
Je kijkt me aan.
Je ogen zijn zo leeg.
Ik neem je hand en streel
de blauwe adertjes
de zachte huid
en noem je naam.
Je kijkt me aan.
Je ogen zijn zo leeg.
Je mond zoekt tevergeefs
naar antwoorden of namen
die wonen in verdwaalde tijd.
Ik noem je naam.
Je kijkt me aan.
Je ogen zijn zo leeg.
Je ogen zijn zo leeg,
er is geen horizon,
geen teken van genegenheid.
Waar ben je Aaltje Robeson.
Is het verleden heden
en ben je dat vergeten?
Waar ben je Aaltje Robeson.
Ik mis je zo.