Mijn ziel geklemd, verminkt,
in eenzaamheid, pijn
Die als duister en nacht
verenigd zijn
Mijn ogen-meren
door tranen overspoeld,
omringd door
eenzaam land.
Tussen zwarte muren,
huist mijn bloeddoorlopen hart.
Gedoofd van alle vuur,
ten prooi aan pijn en smart.
Mijn geest,
een berg van stilte,
achter dichtbegroeide hagen,
die zich afsluit,
troost zoek
in vergetelheid.