De boodschapper
stak het meer van ijs over.
Een nachtelijk wezen
blies op zijn fluit.
De kakofonie van geluiden
drong mijn gebarsten voorhoofd binnen.
Ik zong mee
om zijn volgelingen weg te jagen
en de schaduw van het beest
veranderde in het licht.
De gezichtloze verschijning
begroef ik
onder de heuvel van een onbevlekte droom.