Wangen rood; je komt logeren,
haar in staartjes, 4 jaar oud.
Je hoeft niet naar huis te bellen,
heimwee heeft je nooit benauwd.
Kletsend in je brabbeltaaltje,
wijzend, koddig door je speen,
zie ik door jouw kinderogen
zoveel nieuws nu om mij heen.
Opblaasbandjes in het zwembad,
uren drijvend op het chloor,
dan opeens weer in je "bakpad"
richting glijbaan er vandoor.
Tranen stromen rijk, hysterisch,
als je echt naar bed toe moet.
Maar je stopt abrupt met huilen
als je ziet wat mij dat doet.
Dan, een tiener, bijna jarig;
euro's tellend vraag je mij
wat ik had gedacht te geven
en je lacht wat bleu daarbij.
Jij als puber laat me proesten:
onverschillig, lang gezicht.
Kruimel op je lip, wat boeiend,
woord dat lijfspreuk is wellicht.
Naast wat speeksel op je kussen
zie ik een mascaravlek.
Ik schiet vol; 't logeerbed is vast
volgend jaar niet meer in trek.