Ik ben géén ding ook géén vreemd bestand,
ik ben gewoon anders en ik rijk je mijn hand,
anders dan jij en die anderen dachten te zijn,
afgestoten of uitgesloten zijn doet iedereen pijn.
Al ik lijk wel anders in mijn lichamelijke genen,
speel geen verstoppertje, anders, zo zijn er velen,
toch niet zó anders, mensen van vlees en bloed,
al is mijn natuur anders, toch voel ik me goed.
Anders of gewoon, wie of wat maakt het verschil,
mannelijk of vrouwelijk, het is wat het lichaam wil,
stuur me daarom niet weg, al val ik wat uit de toon,
laat me toch toe in je leven, aanvaard me gewoon.
Dit was het dan medemens, even toch, nog één ding,
herlees dit alles nog eens heel aandachtig, zin na zin,
mogelijk denk je dan anders, niet dat ik iets ontwijk,
ja anders dan anderen, maar als mens ben ik gelijk.
© Herman Coppens.