Maria, het jonge meisje,
pas het Kind gebaard
overdenkt
wat ze destijds
in haar hart
heeft bewaard,
de woorden van de engel
en van Elisabeth,
haar liefde voor Jozef,
zijn trefzekere tred.
Hoor, er komen herders
vol eerbied en ontzag,
vertellen de geliefden
wat hen hier heeft gebracht,
hoe engelen verschenen
in het donker van de nacht.
In de stilte van die nacht
overdenkt moeder Maria,
jubelen herders
op hun terugweg
naar het veld,
lovend, prijzend,
stralend van verre
hebben ze ieder
hun vreugde verteld.
In de stilte
van de kerstnacht
overdenk ook ik en vind
door de woorden van Lucas
‘t verlossende Kind.