het enige dat ik nog ’s avonds ruik
als de zoete amberboom weer danst
met het briesje langs zijn blad
jouw vingers door mijn haren strijkt
een witje fladdert rondjes in mijn buik
waar jij en ik ooit blaadjes telden
jouw hart nog klopt onder mijn huid
zelfs als het straks weer later wordt
ja, als het straks nog later wordt
en de kronkelwilg me kalend vangt
wacht ik nog op een zwoele dag
die zich ooit eens aan mijn hart verhangt
(c) Erwin Van De Vijver, 2015