Ik bezie de oude handen
Gerimpeld na een werkzaam leven
Bijzondere familiebanden
Waaraan die arbeid is gegeven
Mooie handen, die zo spreken
Van alles wat er is gedaan
Zij konden soms het ijzer breken
Brachten onheil soms tot staan
Maar zachtjes ook de hand omsluitend
Van dat klein, afhank’lijk kind
Voorzichtig soms een neusje snuitend
Van t’ kleintje door hem zo bemind
Eerst jong nog, als een fiere vader
Voor zijn kind’ren door het vuur
Verval sloop zonder omzien nader
Die handen sterk, tot’t laatste uur
Sterk in liefde, onvermoeid
Het lichaam mocht dan wat gaan tanen
Zijn geest was met het kind vergroeid
Aan al wat zwak was, onderdanig
Een beetje boosheid of verdriet
Een pijntje in een kinderleven
Geld of goed was hem om niet
Als hij maar troost kon geven
Dag papa, opa, elke dag,
Denken wij nog aan die handen
Die tot in die laatste nacht
Als liefde op ons netvlies brandden