Een verlaten man drinkt altijd en public.
Hij deelt zijn ongeluk met blije dronkaards
zigeuners, voorbijgangers en oma’s op de bus haltes,
waarschuwt iedereen om nimmer verliefd te worden
jankend bij het zien van verliefde stellen
en huilend tegen de maanschaduw in de middag
want iedereen moet weten dat hij een verlaten wolf is
als een verlaten huis, als de filmemulsie, zwart, gebogen
van vandaag tot morgen, hij drinkt en drinkt zichzelf op,
alsof alcohol kan zijn ziel desinfecteren
van haar gelach, haar bewegingen, en haar kusjes
alsof de alcohol kan uitspoelen de geur van haar lichaam
en zijn ejaculaties en alles dat zij “dan en toen” zei.
Hij drinkt en lijdend knipt hij in duizend stukjes
de documentaire van een liefde.
In de stad, iedereen kent hem.
Een verlaten vrouw drinkt in het geheim.
En als ze eerder alles aan haar vriendinnen vertelde
nu drinkt en liegt zij, dat het met haar goed gaat,
hoe eindelijk, haar ogen zijn geopend, precies wetende
wat haar kunnen en mogen zijn.
Zij koopt nieuwe schoenen met hoge hakken,
gaat naar de kapsalon, en bij manicure zij lacht,
vals, luisterend naar stomme roddels
en voelt hitte in haar bloed en wangen,én in haar borsten
zoals ooit in zijn armen, vrije val, altijd in vrije val
zij wordt wakker op de tranenbodem tussen flesjes van
gin, whisky, rum, jenever en zijn vergeten hemden.
Alsof alcohol kan paralyseren de gevoelens in haar lichaam
de hunkering, het verbranden, flamberen alles wat van hem was
in haar verlaten huis waar de stilte heerst,
net als ingehouden adem na een orgasme
een kinderwens en pijn, ondraagbare pijn
van loden graan in haar hart en gejank
dat is niet mogelijk te slikken, of op te drinken.
In de stad, zij is een vreemde.
En ooit, waren beiden
een helft van het ideale stel
dat iedereen in de stad kende.