Met trillende wimpers
heb je mijn dagen gevoed.
Je zong me heerlijk zoet
een appeltaartje toe.
Je kattenwaste
de bloemen en het gras.
Verdreef spastisch
al wat niet van ons was.
Je luisterde met al je oren
naar mijn godvergeten woorden.
Laat me jouw schaduw nog bekoren
als de zon ondergaat,
dan kijken we samen uit
naar het ochtendgloren.