Pasgeboren liefde,
intenser kan het niet,
wie zal vermoeden
wat die dichter
in jou ziet.
Je vult mijn gedachten,
in elk gedicht
huppelt jouw pas,
lees ik jouw gezicht.
Die zandkloppende handen,
je grappige weetjes
dan weer onbereikbaar
en toch
wij tweetjes,
geen plekje te vinden
in heel Amsterdam
die jouw gestalte
aan mijn blik ontnam.
Mijn Marte
ben je gebleven,
tot lang na je dood
was jij mijn leven.
Dichter bij jou
heeft niemand geschreven.
Bij het gelijknamige boek van Tim Krabbé