Ik zat al in de tram
jij zocht nog naar een plaats.
Men keek je na, nogal kritisch.
Je zag er zo anders uit
zo… Islamitisch.
Je aarzelde of je gaan zitten zou
belandde tenslotte naast mij
westerse vrouw.
Je keek me niet aan
keek ook niet in het rond.
Je trok je hoofddoek strakker
en keek nóg strakker naar de grond.
Je gelatenheid bedroefde mij.
Je zat een wereld van me af
in plaats van heel dichtbij.
In een houding van getemde gratie
onnatuurlijk, aangeleerd.
En, starend naar je trieste berusting,
vroeg ik me af:
Wordt de vrouw in jou
wel genoeg geëerd?