bolgeblazen wangen vreten zich
door ’t opgehoopte sneeuw, geen dwang
of snelle gang maar slechts een trage tred
die zich voortsleept door de wallen van dit bestaan
-het zwart van de aarde met hier en daar
een grijze pluim, al wat rest is nog wat as -
de dood ontsiert en pleegt ons te gedenken
dat we slechts stalagmieten zijn en het octrooi
hebben verspeelt op een lang gelukkig leven
toch versnellen we van pas
wanneer de zondvloed ons verwarmt
en we het hout nog moeten kappen
voor het bouwen van een ark