schuin van buiten
tegen het raam
tussen mij en het lappenmonster
van polderstrepen smalle kanalen
die mij vanuit onbekende
verte doorkruisen
zomaar
onopgemerkt
door de andere reizigers
in de trein tussen
Den Haag en Leiden
regen bij zonlicht
strepen bos met rijswoud
dwars groeiend over de lijnen
vrij om dwars te groeien
door me heen
in mij
binnen
hun wortels geborgen
in stilte
(h)erkennen
verwantschap
een zekere warmte
een zekere vrijheid
een aard van blijdschap