De vrek zit bij kaarslicht
aan een tafel
alle luiken en gordijnen
zijn dicht
want iemand moest
eens kijken
luguber donker huis
vol stof en spinnenrag
vol muizen en kakkerlakken
hij pakt met moeite een
kistje uit de geheime plaats
onder een plank van de vloer
en telt zijn geld
stapels een voor een
en nog een tweede keer
geen bankbiljet kan
hij missen
zo mager vel over been
goud goud mompelt hij
dat wil iedereen
dan legt hij het kistje
weer terug
vermoeid en gebogen
gaat hij naar bed
en sluit zijn ogen
de dood nam hem weg
het geld bleef verborgen
en rotte langzaam weg