Tussen m’n slaap
en eten in
kan ik dromen
uit gaan voeren
als m’n hand het
houtskool omarmt
kolken kringen—
dikke strepen—
om m’n gister
en maakt het groter
tot m’n vellen
veel te klein zijn
en m’n dromen
exploderen
en de grond dan
weer een vel wordt,
door de vlekken
van ontwerpen
lang geleden
opgebouwd in
grote hallen,
hoge bomen,
en bezieling
sijpelt eindelijk
terug m’n geest in
waar het thuis hoort.