Water, water, overal water.
Duizend en een meer.
Kreken koesteren zich in zonlicht,
blauw, blauwer.
De stroom versnelt tot wit,
raast langs stenen oevers,
loost zich in een kom.
Oorverdovend zestig meter lager
bruist het schuim,
schuurt stammen kaal
en haast zich om rivier te worden.