boom
Statig en vroom rijs ik hoog met mijn toppen:
mijn armen gespreid, alle handen geheven;
open voor licht, voor de lucht en het leven;
blij met de vogels, de bloemen en knoppen.
Langs trekken scharen van dieren en mensen.
mijn groene oog ziet, en geniet des te meer:
soms zijn er wezens, die voel ik zó zeer,
heel even één zijn met niets meer te wensen.
Dan gaan ze verder, en ik blijf hier, zwijgend,
kijkend en tastend naar ritme en snelheid,
ruil liefde en vrede voor onrust en felheid;
verlangend naar nieuwe hereniging neigend.
Manuel