De oude wilg is weg.
De jonge beuk
die altijd
in zijn schaduw stond
groeit in het licht
de ruimte dicht
en fluistert
in het duister
naar de afgehouwen stam:
“Ik mis je zo,
je zuchten en je kreunen,
je steun ook in mijn rug”
maar hij hoort
niets meer terug,
geen tak ziet hij meer wuiven
alleen de grote paddestoel
op de afgehouwen stam
lijkt een klein stukje
op te schuiven.