De heide spreidt haar welig paars tapijt
in plooien langs de voeten van de bomen
die knikkebollend weg dreigen te dromen
door kalm wiegende bries daartoe verleid
en waar de knoppen van de rozen schromen
het licht te zoeken dat hun hart bevrijdt
heeft teder zilverschijnsel zich gevlijd
in spiegeling van kabbelende stromen
de Morgenster is nauwelijks ontloken
wanneer een schaduw van de hemel glijdt
die biddende een leven heeft besproken
een doodskreet klinkt in onverwachte strijd
het vredig heidebeeld wordt ruw verbroken
terwijl het gloren kille tranen schreit