Woorden bijten met harde ogen
van vingerwijzend verstand
staar ik ogenschijnlijk onbewogen
in mijn duisternis beland
tot de schimmige speelse schemering
op de snaren van mijn geest
als een strohalmende drenkeling
want niemand is mij ooit geweest
van dat uitgestorven holle veld
kan geen blik mijn huid meer raken
nu vertoon ik lijnen vol geweld
nooit zal mijn ziel daaronder kraken
gonzend van louter leven
mijn gezwollen vinger vol trots
zo heb ik alle pijn tot as verdreven
sta ik hier als een nakende rots
door gepeupel op harten gedragen
mijn woestenij bewaterd, nu bewoond
en tegen allen die mij ooit toen zagen:
mijn lichaam met liefde bekroond!