Uitstel
Hoever het zand gevallen was, mocht ik niet weten.
De loper was verborgen in zijn wijde mouw.
Ik vroeg hem of ik mee kon gaan.
Hij schudde zijn benige hoofd.
Met de belofte dat hij terug zou komen,
loste zijn zwarte gestalte op in de nacht.
Had ik mij maar aan hem vastgeklampt.
Ik wilde niet nog langer op hem wachten.
Iets zachts streek langs mijn rechterhand.
Twaalf groene lampjes lichtten op.
Verleidelijker dan die schim
zogen zij mij naar zich toe.
Hereniging gevierd met luid gespin.
Voorlopig hoefde ik hem niet te zien.