Vermoeid tel ik de uren
van de lange nacht
en draai gedachten om en om,
mijn lijf volgt rusteloos.
Ik weeg en wik,
gedenk, bedenk,
verwerp het een,
koester het ander.
Een vroege vogel
trekt de morgen open,
ik volg onachtzaam het gekwink,
te rusteloos om echt te horen.
Het denken blijft,
de pijn, de strijd
het komt en gaat
te vroeg, te laat.
En weer tel ik de uren
een voor een.
Ik denk
dat het niet overgaat
en sluit de ogen.