Heldenhorden hollen, schuimend,
opgejaagd, door nauwe straatjes;
rennen zich klem, vluchtend naar
veiligheid, omvergelopen, vertrapt.
Achter hen de stieren, die verschijnen
uit het niets en erheen verdwijnen.
Onstuitbaar onstuimig, diep in mij,
dravend in de nacht, jagend door de
benauwde steegjes van mijn geest.
En ik lig op mijn rug, luister met open
ogen naar het dof hoefdreunen, totdat
de slaap sust dat het genoeg is geweest.
opgejaagd, door nauwe straatjes;
rennen zich klem, vluchtend naar
veiligheid, omvergelopen, vertrapt.
Achter hen de stieren, die verschijnen
uit het niets en erheen verdwijnen.
Onstuitbaar onstuimig, diep in mij,
dravend in de nacht, jagend door de
benauwde steegjes van mijn geest.
En ik lig op mijn rug, luister met open
ogen naar het dof hoefdreunen, totdat
de slaap sust dat het genoeg is geweest.