Er staat (c)opyright op de gedichten van cedric U mag dit gedicht alleen gebruiken als u de auteursnaam en eventueel de website daarbij vermeldt.
Submit to FacebookSubmit to Google PlusSubmit to TwitterSubmit to LinkedIn

 


 

 De scheppende gloed der begrip Ik zweef  langzaam over de oceaan, over de zachte dijning der golven, met boven me de rode zonnebal. Ik voel haar stralen m'n rug strelen als een waterloze warme douche bij het ochtendgloren. Van zweven naar vliegen, tot de wind in m'n haren wrijft vlak boven het water. De eindeloze uitgestrektheid, alsof deze bol vloeibaar is en land een utopie. Ik voel mezelf omhoog geheven worden en met een smak terug de diepte in gezogen. De blauwe oppervlakte wordt scherper en voel hoe het water m'n lichaam vraagt zich bij haar te voegen. Ik word verteerd door het hemelse blauwe vocht en zink dieper en dieper, donkerder en donkerder. Tot er wezens naar me toe zwemmen vervuld met liefde en zachtheid. Hun schoonheid is het gevolg van de doordrongen puurheid die ze stralen vanuit hun hart. Ze leiden me naar een plaats waar riffen overschaduwd worden door een intense kleurenpracht. Ze vertellen me wonderlijke waarheden zonder woorden noch gebaren, doch begrepen door m'n lichaam en geest. Na mijn gevoel van eenheid en begrip vragen m'n longen het terug over te nemen en word ik naar boven gestuwd. Het genot van terug boven het wateroppervlak is wedergekeerd en zie in de verte het einde der oneindigheid. Dichterkomend laat ik m'n voeten baden in het eeuwen oud, zijdenzacht-warme zand. Voor me fel groene palmbomen, als een kind rijzend vanuit de huid van moeder aarde richting vader de zon. Ze staan in de schaduw van een berg, zo hoog, dat het een buitenverblijf der reuzen lijkt. Met net in het midden een ellenlange blauwe straal uit materie waar leven ontstond. Ik begin te zweven over het zand, wordt over de bomen getild en stijg loodrecht naast de waterval omhoog. In m'n stijgen zie ik een arendsvogel met haar jongen vredig naar me toe staren. Ik wacht even terwijl ze me nieuwsgierig aankijkt met een goedkeurende blik in haren ogen alvorens ik terug opvlieg. Hoog boven de grond, aangekomen aan de top ligt het paradijs, alleen zonder dieren. Enkel ik en al het groen met enkel het geluid van het langzaam stromend water, net voor deze aan zijn val begint. Op een paar meter liggen dikke bamboe stokken dwars over de rivier met in het midden een gemaakte stoel van bladeren, alsof ze me verwachtten. Ik neem plaats en kijk uit op onder m'n voeten het enkele water voor de diepte met daarboven de niet te vatten uitgestrektheid van water, waar net de bloedrode zon onze wereld verlaat. Dit is m'n plaatsje van rust en vree, het overstijgende overstegen. Het allerhoogste alles naar menselijk begrip. Waar vragen de weg ruimen voor antwoorden der universa, het kleinste en grootste verenigd.