De dag is mij in handen gelegd.
Wat moet ik ermee doen?
Ik neem een stukje blauwe lucht
en proef wat bladergroen.
Ik poeder mij met zonlicht,
laat me aaien door de wind.
Ik snuffel aan het leven,
dat mij niet aan zich bindt.
Ik fladder her en der,
zet mij soms even neer.
Ik luister naar koerende duiven
als was het de laatste keer.
Mijn ogen dwalen langs de tuinen,
waarin het gonst en bromt.
Een vogel klapwiekt naar een schuilplaats
als alles weer verstomt.
De zon laat roze sporen na
op haar afreis naar verre landen.
Geen dier of plant verroert zich nog.
De dag glipt uit mijn handen.
Reacties