De trein komt krijsend tot stilstand, mensen stappen in, mensen stappen uit. Waarheen? Waarom? Waarvoor? Verder en verder rijd hij weg van dezelfde minuut, uur, dag, nacht, Tijd.
Tijd is niet te bevatten net als het weer.
Het regent pijpenstelen als de jongen op zijn bank zit, nouja zit, met de benen op de bank voor hem, wel met een krant eronder zei de conducteur nog.
Elke dag weer, jaar in jaar uit rijd deze trein hetzelfde traject; huis-school, school-huis, school-eten-huis. Mag ik een snoepje mama? Vraagt het jongentje aan zijn moeder. Eten. zelfde trein andere tijd.
De jongen stapt de volgende halte uit, Huis. De machine gaat verder de nacht in. Tijd, het komt steeds weer terug, iedereen blijkt eraan vast te zitten. Dan is het alweer tijd om verder te gaan, want het staat nooit stil, net als het weer en het verkeer. Of niet. In de nacht misschien dan is het verkeer stil, stil als de maan op deze dag. Maandag.