Zoals ze daar stond,
fier en rechtop,
beweginkjes
in haar benen,
geen enkele schroom,
puur uit het hoofd,
concentratie
tot in de tenen.
Hoe ver ze al was
in haar nevelige geest,
bij voordrachten
leek ze aanwezig.
Hoe klonk haar ontzag
in de stem
van de haan
voor de hond
in de tweespraak
gesproken,
trefzeker haar ogen
in ‘t diepst van
haar rol
hierbij beurtelings
blikkend bewogen
tot het steeds
mooier gespeelde slot
waar ze langzaam
voorover gebogen
voor de toeschouwers
langs kwam sluipen,
stil de haan
in het hok liet kruipen.