de vampiers die zich in mij hadden vastgebeten
vluchten voor de zon naar klamme kelders
hoe vriendelijk het zoemen van de wesp
het brommen van het vliegtuig in de verte
de kinderstemmen in de groene tuinen
en dan de milde stilte van een lenteavond
het enige verdriet dat overblijft
wordt van boom tot boom bezongen door een merel