Ooit zat hier, in herberg "Het Vuur en de Rook"
een man genaamd Wenzel, omringd door zijn maten.
Zij wilden op zwerf, zeiden "Wenzel, jij ook"
maar Wenzel die zuchtte en liet ze maar praten.
Hee Wenzel, kom reis met ons mee naar het noorden
Kom Wenzel, ga met ons op pad!
Naar heuvels en dalen en prachtige oorden,
We vinden misschien wel een schat!
Daar ga ik niet heen hoor, want -duid me niet euvel-
Ten Noorden van hier woont een reus op de heuvel
Ik blijf als het even kan hier
Stel dat-ie ons vindt, en ik vreselijk sneuvel!
Doe mij maar een haardvuur en prettig gekeuvel
doe mij maar een grote pul bier!
Ach Wenzel, kom reis met ons mee naar het Zuiden
Kom Wenzel, ga met ons op pad!
Naar geuren, naar kleuren, naar vreemde geluiden!
ben jij dat geluier niet zat?
Ik ga niet! De monsters daarginds in de grotten
die hebben een heel ziek idee van "ravotten"
Ik blijf als het even kan hier!
Ze slaan me aan mootjes, dat stelletje zotten
en laten me dan voor de lol liggen rotten.
Doe mij maar een grote pul bier!
Toe, Wenzel, kom reis met ons mee naar het Oosten
Kom Wenzel, ga met ons op pad!
Het geeft op z'n minst weer eens iets om te proosten
Het is toch ook niks, in de stad!
Ik ga niet, al sleep je me met een span ossen:
Er leeft een stel draken verstopt in de bossen
Ik blijf als het even kan hier!
Ze rukken, na mij tot een smurrie te rossen
m'n ruggengraat uit om hun tanden te flossen!
Doe mij maar een grote pul bier!
Kom Wenzel, kom reis met ons mee naar het Westen
Kom Wenzel, ga met ons op pad!
We gaan je er anders nog danig mee pesten,
Ik denk dat je 't zwaar overschat!
Ik ga niet! Het stinkt, want dat is, eh, moeras en
er ligt daar een trol op de loer in de plassen.
Ik blijf als het even kan hier!
Die vilt me zoals bij het aardappels jassen
en snijdt me om mooi in z'n stoofpot te passen-
Doe mij maar een grote pul bier!
Dus Wenzel werd eindelijk achter gelaten.
wat sip, maar zijn vrienden die kon hij niet haten
hij duimde vaak voor avontuurresultaten
terwijl ze daar zwierven, door steden en staten.
ze waren misschien wel al rijk en verwaten
of waren nu lid van een bende piraten
dan kregen ze ruzie met boze soldaten
en kregen -o huiver- hun lijven vol gaten
of werden tot bedelaars, mager als graten
of huurlingen die zo vaak brallen en blaten
van heldenverhalen met rare hiaten...
Wacht eens even...
Hij hoorde gemompel van lui die daar zaten-
en schrok zich toen bijkans de tandjes:
warempel die snuiters die zaten te praten
van roof van juwelen en diefstal van vaten...
En Wenzel werd los met z'n handjes!
Hij ging op de rovers af, heel onverschrokken
zijn ogen als vlammen, zijn messen getrokken
en brulde "Ge zal er van lusten!"
Hij wenste ze liesbreuk en stafylokokken,
zijn vuisten die klonken als koperen klokken
Want Blijf me daar af van m'n fusten!
Zo had hij zich toch een keer laten verlokken
tot heldendom. Later dan, tussen de brokken
van herberg "Het Vuur en de Rook":
Zieltogen was hij, maar geen held meer op sokken!
Maar zelfs naar 't hiernamaals is hij nooit vertrokken
Vaak drinkt hij nog biertjes, met schimmige slokken
wanneer hij hier rondwaart als spook.