Aan een nabije geliefde
Je vlijt je tegen me aan
en ademt zwaar.
Je weigert me te laten gaan
en trekt zelfs aan mijn haar.
Ik wil je niet steeds om me heen.
Toch moet ik je gedogen.
Maar soms voel ik me ook alleen.
Dan kijk ik in je ogen.
Die krijgen dan een gouden gloed.
Je wacht tot ik je streel.
Je verlicht dan mijn bedrukt gemoed
met je pootje van fluweel.