Dalfser dichter finalist met ontoegankelijke poëzie
17 JUNI 2006 - DALFSEN - Hij maakt ‘ontoegankelijke poëzie’, zoals de jury het formuleerde: ‘Je moet jouw gedichten tien keer lezen wil je het begrijpen, maar dan heb je ook wel wat.’
Ben Huizinga kan zich daar wel in vinden en daarom verbaasde het hem enigszins dat hij de voorronde in Enschede won. Daardoor staat hij vandaag in de finale van Write Now!, de jaarlijkse verhalen- en gedichtenwedstijd van het literaire tijdschrift Passionate Magazine, die plaatsvindt in Off_Corso in Rotterdam.
‘Ik had niet verwacht dat ze op zoek waren naar gedichten zoals ik ze schrijf’, zegt de 19-jarige Dalfsenaar, die voor het eerst deelneemt aan een literaire wedstrijd. ‘Ik had meer het idee dat er gekeken werd naar de stijl van bijvoorbeeld Rutger Kopland.’
Zelf noemt hij dichters als Jotie ’t Hooft en vooral Lucebert als grote voorbeelden. De laatste citeert hij ook bij de vraag wat hij met zijn gedichten probeert uit te drukken: ‘Lucebert zei: poëzie moet niet over het leven gaan, het moet het leven zélf zijn. Daarom probeer ik er ook zoveel mogelijk in te stoppen van de grote thema’s: dood, oorlog, liefde, vrijheid? Steeds vanuit een bepaald gezichtspunt, hoewel dat ook per gedicht kan veranderen. Vaak krijg ik als commentaar dat er wel héél veel inzit dat je op verschillende manieren kunt interpreteren.’
Zijn deelname was vooral het gevolg van een weddenschap die hij afsloot met een vriend, de uit Venlo afkomstige Yi Fong Au, die vorig jaar een voorronde won en dit jaar dankzij een wildcard ook de finale haalde. ‘Ik heb hem leren kennen via een verhalen- en gedichtenforum op internet en hij stelde voor dat ik ook maar eens moest meedoen. Je wint toch wel, had hij erbij gezegd.’
Hij kreeg gelijk, al heeft Ben nog geen werk gemaakt van zijn aandeel in de weddenschap: het schrijven van een ode aan zijn vriend. Hij dicht pas een jaar of twee. ‘Mijn eerste werk was pure gevoelspoëzie, maar later ben ik meer verbanden gaan leggen met het leven als geheel. Tegenwoordig heb ik, onder anderen via dat internetforum, een groep mensen om me heen die commentaar levert op mijn werk. Zelf herlees ik mijn werk continu en ook met hun aanwijzingen schaaf ik het steeds bij. Niet voortdurend overigens. Soms leg ik het een tijdje opzij; dan kijk je er een tijdje later weer wat onbevangener naar.’
Hij hoopt door de finale verder te komen. ‘Ik wil proberen door te breken.’ Mede daarom is hij blij dat er aan de finaledag ook een voordrachtworkshop vastzit. ‘Want dat ligt mij eigenlijk helemaal niet. Ik heb meer de instelling van ‘de schrijver schrijft, de lezer leest’. Sommige mensen kunnen een gedicht op een geweldige manier voordragen, maar ik sta voornamelijk te trillen op mijn benen.’
Hij heeft ook niet zoveel op met de publieksprijs (met als hoofdprijs een publicatie in Spits), die naast de juryprijs wordt uitgereikt. ‘Daarbij gaat het erom dat je zoveel mogelijk mensen mobiliseert om via de website op jou te stemmen. Dan gaat het er vooral om hoeveel vrienden je hebt en niet om je werk.’
Voor de voorronde leverde hij acht gedichten aan en voor de finale van vandaag zes nieuwe. ‘Daar zit er één bij waar echt heel veel inzit. Het lijkt ook niet echt op een gedicht, het is meer één groot tekstblok. Het is in elk geval het langste dat ik ooit heb gemaakt.’
Bron: De Stentor door HANS KEESMAAT